De eerste golf is lange tijd vergeten. Zelfs Dolle Mina’s uit de jaren zeventig van de vorige eeuw - vernoemd naar feministe Wilhemina Drucker (1847-1925) - wisten niet veel van hun voorgangsters. Dat dit onterecht is weten we nu. De strijd voor vrouwenrechten uit de negentiende en het begin van de twintigste eeuw was zeer fel en dynamisch. Het vrouwenkiesrecht en het recht van vrouwen op onderwijs, werk en een eigen inkomen stonden centraal. En veel thema’s van toen vormen de basis van onze samenleving nu.

/ Kirsten Zimmerman /

 

Amerikaanse en Britse wortels van de eerste golf

De eerste feministische golf is in de Verenigde Staten naar verhouding vroeg begonnen. Veel activisten die streden tegen de slavernij zetten zich ook in voor de rechten van vrouwen. In 1848 leidde dit tot de eerste vrouwenrechten-conferentie, de Seneca Falls Convention. Daar werd de Declaration of Sentiments ondertekend. Dit was een ferm en zeer controversieel pleidooi van hoofdauteur Elizabeth Cady Stanton (1815-1902) voor gelijke rechten voor vrouwen. Stanton pleitte onder andere voor het kiesrecht, het recht op onderwijs en werk en het recht van getrouwde vrouwen op een eigen inkomen en bezit. De verklaring veroorzaakte grote opschudding en maakte Stanton in een klap bekend.

In Groot-Brittannië creëerden de industriële revolutie en het kapitaal van de Britse koloniën in de negentiende eeuw nieuwe omstandigheden voor grote groepen vrouwen. Veel vrouwen uit de lagere klassen gingen buitenshuis werken als fabrieksarbeider of dienstmeisje en kregen een eigen inkomen. Tegelijkertijd moest de victoriaanse echtgenote uit de middenklasse en hoger – ‘the angel of the house’ – thuis blijven en waken over het privédomein. Maar er was in de tweede helft van de negentiende eeuw een ‘overschot’ aan vrijgezelle vrouwen uit de middenklasse. Er leefden simpelweg meer vrouwen dan mannen, en veel potentiële echtgenoten stelden het huwelijk uit totdat ze financiële zekerheid hadden. Ongetrouwde vrouwen hadden bovendien geen recht op een passende opleiding of werk.

Deze sociale veranderingen vormden een goede voedingsbodem voor een feministische beweging. Zo begonnen in 1858 Barbara Bodichon (1827-1891) en Bessie Rayner Parkes (1829-1925) het tijdschrift English Woman’s Journal, dat zich voornamelijk richtte op vrouwen uit de middenklasse. Artikelen gingen over het recht op werk, onderwijs en eigendom, over het kiesrecht en over geschikte beroepen voor vrouwen, zoals onderwijzeres en gouvernante. In aansluiting op het blad werd in 1859 de Society for Promoting the Employment of Women opgericht. Deze organisatie trainde vrouwen in verschillende beroepen, bijvoorbeeld boekhouder of kantoorklerk. Zo konden ongetrouwde vrouwen uit de middenklasse op een respectabele manier in hun eigen onderhoud voorzien.

 

Arbeid Adelt: Betsy Perk en Mina Kruseman

In Nederland vonden vergelijkbare ontwikkelingen plaats. Schrijfster Betsy Perk (1833-1906) was een van de voortrekkers van de vrouwenbeweging in ons land. Het was zeer ongewoon dat zij als ongehuwde vrouw met het schrijven van artikelen en boeken een inkomen verdiende en zo een voor haar zinvolle invulling gaf aan haar bestaan. Want nette dames waren in die tijd echtgenote of moeder. En als ze niet getrouwd waren zorgden ze voor anderen of vulden hun tijd met tekenen en muziek maken. Perk was dan ook erg ontevreden over de positie van vrouwen in de samenleving: een maatschappelijke zorg die bekend stond als de ‘vrouwenkwestie’.

Daarom richtte ze in 1871 de Algemeene Nederlandsche Vrouwenvereeniging ‘Arbeid Adelt’ op. De vereniging stimuleerde voornamelijk ongetrouwde vrouwen uit de middenklasse en hoger om een eigen inkomen te verdienen. Zo exposeerde en verkocht Arbeid Adelt handwerk (voornamelijk naaiwerk en schilderijen) van hun achterban. Dit was in navolging van het voorbeeld uit de Frans-Duitse oorlog (1870-1871) toen vrouwen hun handwerk verkochten voor het Rode Kruis. De tentoonstelling van Arbeid Adelt eind 1871 in Delft leidde tot belangstelling uit het hele land. Zelfs koningin Sophie, de vrouw van koning Willem III, bracht een bezoek. Het was erg dapper dat deze vrouwen met naam en toenaam openlijk lieten zien dat ze geld wilden verdienen. Later bemiddelde Arbeid Adelt ook in werk en de vereniging gaf geld aan vrouwen die een opleiding wilden volgen.

 

Afbeelding 1 Affiche van de Vereniging voor Vrouwenkiesrecht uit 1918 (eerste verkiezingen waarbij vrouwen konden worden gekozen). Bron: Wikimedia Commons (publiek domein)

 

Arbeid Adelt was verbonden met het tijdschrift Onze Roeping (1870-1873), ook een initiatief van Betsy Perk. Daarin verschenen artikelen over vrouwenemancipatie, natuurwetenschappelijke onderwerpen voor vrouwen, betaalde arbeid en scholing voor vrouwen. In 1869 was Perk al Ons Streven (1870-1878) begonnen, een van de eerste bladen voor vrouwenemancipatie in Nederland. Ons Streven verscheen wekelijks en publiceerde nieuws, essays over actuele onderwerpen, biografieën van beroemde vrouwen en artikelen over huishoudelijke zaken, zoals de opvoeding van kinderen en de omgang met dienstbodes. Betsy Perk had zich echter al snel uit de redactie teruggetrokken door een conflict met de conservatievere mannelijke redacteurs. Daarom richtte ze het blad Onze Roeping op, waarin arbeid niet werd beschreven als gevaar voor het huwelijk en het moederschap.

In 1873 maakte Betsy Perk een lezingentour door Nederland en België samen met de uitgesproken en flamboyante feministe Mina Kruseman (1839-1922). Kruseman was een van de vier dochters van een gepensioneerde Indische generaal. Ze wilde niet als een nette jongedame in de salon wegkwijnen, maar had besloten artiest te worden en als zangeres, actrice en schrijfster de kost te verdienen.

Kruseman en Perk pleitten voor de vrijheid en onafhankelijkheid van vrouwen en dat zij op een eervolle manier voor hun brood moesten kunnen werken. En waarom moest een meisje voor het huwelijk worden opgevoed, als niet alle vrouwen zouden trouwen? De belangstelling voor het optreden van beide dames was groot maar de kritiek fel. Dat kwam voornamelijk door Kruseman, die een stuk radicaler was dan de gematigde Perk. Volgens Kruseman draaide het bestaan van de vrouw zelfs om prostitutie: voor geld moest zij tijdelijk of - als echtgenote - een leven lang dienstbaar zijn aan de man. Om deze situatie te voorkomen hadden vrouwen recht op onderwijs en een eigen inkomen. Aansluitend op deze kritiek publiceerde Kruseman in 1873 haar roman Een huwelijk in Indië: een betoog tegen de ondergeschikte positie van de echtgenote. Met een toneelbewerking ging ze op tournee, die weer veel commotie veroorzaakte en tegelijkertijd volle zalen trok.

 

Strijd voor het vrouwenkiesrecht

De felle strijd voor het vrouwenkiesrecht was nationaal en internationaal een van de belangrijkste thema’s van de eerste golf. Rond 1850 was het kiesrecht in Nederland nog voorbehouden aan mannen die een bepaald bedrag aan belasting betaalden. Bekende strijdsters voor het vrouwenkiesrecht waren Wilhelmina Drucker en Aletta Jacobs.

Wilhelmina Drucker (1847-1925) was schrijfster en politiek actief. Ze had affiniteit met socialisten en vrijdenkers en bezocht als een van de weinige vrouwen hun vergaderingen. Sterke motivatie voor haar feminisme was het feit dat ze als onecht kind in armoedige omstandigheden opgroeide. In 1889 richtte Drucker daarom de Vrije Vrouwen Vereeniging (VVV) op; vrij van partij, dogma en klasse. De vrouw hoorde gelijk te zijn aan de man, dus zette de VVV zich in voor het vrouwenkiesrecht, vrouwenarbeid en de rechtspositie van vrouwen. Uit de VVV ontstond in 1894 de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht.

 

Afbeelding 2 Aletta Jacobs met een patiënt in 1882. Bron: Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse letteren (DBNL) (publiek domein)

 

Aletta Jacobs (1854-1929) is waarschijnlijk de bekendste feministe uit deze periode. In 1870 mocht ze als eerste vrouw in Nederland officieel toehoorster zijn op de HBS om examen te kunnen doen. In 1871 kon ze met toestemming van minister Thorbecke medicijnen gaan studeren in Groningen. Daarmee werd Jacobs de eerste vrouw in Nederland die een universitaire studie afrondde en de eerste vrouwelijke arts. Ze vestigde zich als huisarts in Amsterdam en was geïnteresseerd in problemen rondom prostitutie en zeer progressief op het gebied van voorbehoedsmiddelen.

Jacobs was ook voorvechter van het vrouwenkiesrecht. Ze voerde in 1883 een gerechtelijke procedure om als vrouw te mogen stemmen. Want haar inkomen als arts was hoog genoeg om haar - volgens het censuskiesrecht - stemrecht te geven. De stad Amsterdam, de rechtbank en de Hoge Raad weigerden dit echter. In 1887 paste de regering de grondwet zelfs aan en werd vrouwen expliciet het kiesrecht ontzegd. Jacobs was actief in de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht, van 1903 tot 1919 als voorzitter. Als pacifist in de Eerste Wereldoorlog argumenteerde ze - op het door haar georganiseerde Internationaal Congres van Vrouwen (1915) in Den Haag - dat het vrouwenkiesrecht een volgende oorlog zou voorkomen. In 1917 kregen vrouwen passief kiesrecht en in 1919 actief kiesrecht. Feministe Suze Groeneweg (1875-1940) was in 1918 de eerste vrouw die in de Tweede Kamer werd verkozen, als lid van de SDAP (de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij).

In de strijd voor het vrouwenkiesrecht stonden feministen en socialisten vaak tegenover elkaar. Hoewel de eerste golf grotendeels samenviel met de opkomst van het socialisme en beide bewegingen streden voor emancipatie van de vrouw, waren er toch grote verschillen. Socialisten zagen het feminisme als een burgerlijke beweging van gegoede vrouwen uit de middenklasse en hoger. Zo stond het socialisme algemeen kiesrecht voor en het ‘dames-feminisme’ alleen het kiesrecht voor vrouwen met een bepaald inkomen. Schrijfster en socialiste Henriette Roland Holst (1869-1952) betoogde bijvoorbeeld dat arbeidersvrouwen meer te winnen hadden bij klassenstrijd dan bij een burgerlijke strijd tussen de seksen. Mannelijke en vrouwelijke arbeiders zaten in hetzelfde schuitje en alleen de revolutie kon hen bevrijden. De Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid uit 1898 (zie hieronder) zag Roland Holst dan ook als “hoofdzakelijk een sport (…) voor met hun tijd geen raad wetende dames der bourgeoisie”. In het tijdperk van de eerste feministische golf waren er een veelvoud aan bewegingen die elkaar deels overlapten met verschillende opvattingen.

 

Afbeelding 3 Poster van de Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid uit 1898. Bron: Wikimedia Commons, collectie IAV, Atria.

 

Hilda van Suylenburg en de Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid

Het feminisme werd ook een thema in literatuur. De feministische roman Hilda van Suylenburg (1897) van Cécile de Jong van Beek en Donk (1866-1944) was in deze periode een bestseller en werd in meerdere talen uitgegeven. Het boek bevat alle feministische vraagstukken uit die tijd, zoals huwelijkswetgeving, economische onafhankelijkheid en het vrouwenkiesrecht. Hoofdpersoon Hilda is een meisje uit de gegoede burgerij dat haar levensvervulling niet ziet in thuis passief wachten op een huwelijksaanzoek, maar dat door werk een nuttig leven wil leiden in de maatschappij. Met aanmoediging van een feministische huisarts besluit Hilda om rechten te gaan studeren. Ze wordt advocaat, wat volgens de auteur niet uitsluit dat ze tegelijkertijd - traditioneel - een liefhebbend echtgenote en moeder is. Een behoorlijk progressief idee in deze tijd.

De Jong van Beek en Donk was eveneens presidente van de Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid in 1898: een van de meest markante gebeurtenissen uit de eerste golf. Het jaar van de opening viel expres samen met de kroning van Wilhelmina, om te laten zien dat vrouwen van alle rangen en standen volwaardige arbeid konden verrichten. De tentoonstelling wilde vrouwenarbeid meer aanzien geven en het taboe bestrijden dat betaald werk niet hoorde bij vrouwen uit de midden- en hogere klassen. In Den Haag op een terrein van 140 bij 180 vierkante meter werden in verschillende paviljoens allerlei werkzaamheden van vrouwen gepresenteerd: van sigaren maken, tot textielarbeid en maatschappelijk werk. Er was een industriezaal met machines, een kookschool met les voor dienstbodes en een Indische Kampong, waar vrouwenarbeid uit de koloniën te zien was. De tentoonstelling was een succes: in drie maanden tijd kwamen er maar liefst 90.000 bezoekers.

Tot slot: de eerste golf was een dynamische, internationale, brede maatschappelijke beweging. De feministes van de eerste golf waren de wegbereiders van onze huidige samenleving. Vrouwen mogen nu alle opleidingen volgen, werken en stemmen. Zonder de inzet van feministes als Betsy Perk, Mina Kruseman, Wilhelmina Drucker en Aletta Jacobs had ons leven er volledig anders uitgezien.

 

Kirsten Zimmerman (1975) is onderzoeker, journalist en schrijver. Van jongs af aan heeft het feminisme haar hartstochtelijke belangstelling. Ze studeerde genderstudies, Engels en journalistiek en was van 2011 tot 2016 hoofdredacteur van Historica. Op dit moment is ze freelancer en projectleider van historisch onderzoek naar een fusillade in de Achterhoek in de Tweede Wereldoorlog.

 

Bronnen en literatuur

  • M. Bosch, Een onwrikbaar geloof in rechtvaardigheid. Aletta Jacobs 1854-1929 (Amsterdam 2005).
  • M. Bosch, Het geslacht van de wetenschap. Vrouwen en hoger onderwijs in Nederland, 1878-1948 (Amsterdam, 1994).
  • M. Braun, De prijs van de liefde. De eerste feministische golf, het huwelijksrecht en de vaderlandse geschiedenis (Amsterdam 1992).
  • C. van Eijl, Het werkzame verschil. Vrouwen in de slag om arbeid, 1898-1940 (Hilversum 1994).
  • E. Etty, Liefde is heel het leven niet. Henriette Roland Holst 1869-1952 (Amsterdam 1996).
  • C. Goekoop-De Jong van Beek en Donk, Hilda van Suylenburg (1897; Amsterdam 1984).
  • M. Grever en B. Waaldijk, Feministische openbaarheid. De Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid in 1898 (Amsterdam 1998).
  • B. Griffin, The Politics of Gender in Victorian Britain. Masculinity, Political Cultural and the Struggle for Women’s Rights (Cambridge 2013).
  • A. Jacobs, Aletta Jacobs. Herinneringen (1924; Amsterdam 1995).
  • U. Jansz, Denken over sekse in de eerste feministische golf (Amsterdam 1990).
  • L. Jensen, ‘Bij uitsluiting voor de vrouwelijke sekse geschikt’. Vrouwentijdschriften en journalistes in Nederland in de achttiende en negentiende eeuw (Hilversum 2001).
  • W. Mieder, All Men and Women are Created Equal. Elizabeth Cady Stanton’s and Susan B. Anthony's Proverbial Rhetoric Promoting Women’s Rights (New York 2014).
  • A. Mooij, Branie. Het leven van Mina Kruseman 1839-1922 (Amsterdam 2013).
  • M. Mossink, De levenbrengsters. Over vrouwen, vrede, feminisme en politiek in Nederland, 1914-1940 (Amsterdam 1995).
  • W.H. Posthumus-Van der Goot en A. de Waal, Van moeder op dochter (1948; Amsterdam 1968).
  • P. de Vries, Kuisheid voor mannen, vrijheid voor vrouwen. De reglementering van prostitutie in Nederland 1850-1911 (Hilversum 1997).