Zoektocht zonder antwoord

Fresia’s voor mevrouw Brak is het vervolg op De hemel bestaat niet uit 2011. In dat boek gaf Jannetje Koelewijn op basis van haar vaders verhalen een indringend beeld van het leven van haar ouders; hoe zij in naoorlogs Amsterdam trouwden, met de groeiende kinderschaar – drie meisjes en drie jongens – regelmatig verhuisden en hoe vader steeg op de maatschappelijke ladder. Het leven van moeder stond na haar huwelijk en het daardoor indertijd onvermijdelijke ontslag in het teken van de zorg voor kinderen en huishouden. Dat maakte haar – ondanks de stijgende welvaart – niet gelukkig. Ze distantieerde zich rond haar veertigste van het geloof van haar gereformeerde echtgenoot. Later volgde ze een opleiding sociaal werk en ging ze op zichzelf wonen onder haar eigen naam: Renske Brak.


/ Fia Dieteren /

In Fresia’s voor mevrouw Brak beschrijft Koelewijn de laatste jaren van haar ouders, tot de dood van moeder  in 2016 en vader in 2017, respectievelijk 87 en 88 jaar oud. Hoewel dit boek een vervolg is op De hemel bestaat niet, is er een belangrijk verschil. Nu is het niet de vader die zijn levensverhaal vertelt, maar neemt dochter Jannetje Koelewijn de vraag waarom haar moeder zo ongelukkig was als uitgangspunt. Van haar dementerende moeder krijgt ze geen antwoord. Daarom praat Koelewijn met haar moeders jeugdvriendin Joop en jongere zus Corrie. Die vertellen over Renske als een levenslustig meisje, dat vóór haar trouwen te lijden had onder de grillen van haar moeder. Beiden verbazen zich over Renske’s huwelijk met de dominante Willem Koelewijn. Uit hun verhalen komt een andere vrouw naar voren dan de moeder die Jannetje zich herinnert: een vrouw, die leed aan het leven en allerlei therapieën, zelfs elektroshocks, kreeg. Aan de hand van die verhalen en herinneringen construeert Koelewijn een indringend beeld van het veelzijdige leven van haar moeder, maar ze krijgt geen antwoord op haar beginvraag. Wel verandert Koelewijns beeld van haar ouders huwelijk. Ze gaat zien hoe “achter de tragedie van het mislukte huwelijk een liefdesgeschiedenis schuilging” (254). Het is knap hoe Koelewijn de lezer de ruimte geeft om zichzelf een beeld te vormen van moeders worsteling met het geloof, haar rol als echtgenote en moeder en – meer terloops - de emancipatoire ideeën van haar opleiding. Leidden die tot het besluit om op zichzelf te gaan wonen?

Koelewijns vragen over haar vader zijn complementair aan die over haar moeder: waarom floreerde hij bij het gereformeerde leven, terwijl zijn vrouw erdoor werd verpletterd? Als een deus ex machina diende Hans Schouten zich in 2012 bij Koelewijn aan. Deze voormalige dominee was een belangrijke gesprekspartner van haar vader geweest en werd daardoor voor haar een rijke bron van informatie. Misschien geeft ze Schouten wat veel ruimte – het deel ‘de dominee en zijn kameraad’ beslaat de helft van het boek –, maar haar gesprekken met hem geven wel een mooi kijkje in haar zoektocht.

Tussen deze gesprekken door zien we Jannetje en haar oudere zus Rinske de mantelzorg voor hun ouders op zich nemen: daar horen medische consulten, aanschaf van hulpmiddelen en zondagse maaltijden bij. In feite vormt die mantelzorg de rode draad van het boek. Jannetje zorgt ervoor, dat vader en moeder woonruimte krijgen in het Utrechtse Bartholomeusgasthuis: vader in een eigen appartement, moeder op de verpleegafdeling. Na de jarenlange scheiding wonen ze weer bijna samen. Anders dan de titel suggereert, speelt vader ook in dit boek een hoofdrol. Zegt hij ‘ik stel voor’, dan lijken de zussen geen ‘nee’ te kunnen zeggen. Dus maken ze met hem – soms gaat moeder mee - sentimental journeys naar Friesland en Kerstreisjes naar Parijs. De zonen distantiëren zich meer van hun ouders. De stereotype rolverdeling - dochters zorgen voor het fysieke welzijn van hun ouders, de zonen beheren de financiën – heeft vader vastgelegd in zijn levenstestament; daar houden de kinderen zich aan.

Stond in het vorige boek het leven van de ouders model voor dat van hun succesvolle generatiegenoten; Fresia’s voor mevrouw Brak geeft een onopgesmukt beeld van hun levensavond. Indrukwekkend is echter vooral de liefde waarmee de dochters hun ouders verzorgen, en hun twijfel. De fresia’s in de titel – een verwijzing naar moeders bruidsboeket – lezen als een postume hommage. Treffend zijn Koelewijns laatste woorden van het boek: “Haar laatste jaren genoot ze van elk beetje aandacht dat ik haar gaf. Nu ze dood is, zou ik willen dat in haar meer gegeven had”. (255)

Net als andere collega’s – onder wie Stella Braam en Hugo Borst – schrijft ook Jannetje Koelewijn over de laatste levensjaren van haar ouders. Is dit een nieuwe trend? Misschien zullen toekomstige historici deze egodocumenten gebruiken als bron voor onderzoek naar de mantelzorgers van nu. Wellicht merken ze dan met enige verbazing op, hoe de generatie die zich in haar jonge jaren tegen de ouders heeft afgezet, hen op latere leeftijd met toewijding en liefde heeft verzorgd.


Jannetje Koelewijn, Fresia’s voor mevrouw Brak. De laatste jaren van mijn ouders, (Uitgeverij Van Oorschot, Amsterdam 2020).

Fia Dieteren is vooral geïnteresseerd in biografisch onderzoek over vrouwen uit de negentiende en twintigste eeuw.