Muziek als wapen in de emancipatiestrijd
Niet eerder verscheen er een boek dat de rol van populaire muziekcultuur in Nederland en België belichtte in relatie tot de LHBTI emancipatiestrijd. In De Lage Landen uit de kast: Pink power en popmuziek (2022) geeft Philip Moens – zelf onderdeel van deze geschiedenis als drummer – voor het eerst een uitgebreid overzicht van de LHBTI muziekcultuur en emancipatiestrijd in het Nederlandse taalgebied. Directe aanleiding hiervoor was het verschijnen van David Bowie Made Me Gay: 100 Years of LGBT Music (2019) van de Britse journalist Darryl W. Bullock. Moens wist zeker dat ook in de Lage Landen populaire muziekcultuur een rol moet hebben gespeeld in de emancipatiestrijd van de ‘niet-heterogemeenschap.’
Het resultaat is een indrukwekkend publieksboek dat zich richt op jongere generaties van de LHBTI gemeenschap. In het boek staat Moens’ opvatting over muziek centraal. Hij ziet muziek als een universele gevoeligheid van de mens, die zorgt voor ontroering, blijdschap, actie en verbinding. In acht thematische hoofdstukken tekent Moens verhalen op van een bonte verzameling van artiesten, die zich (al dan niet bewust) hebben ingezet voor de emancipatiestrijd door muziek ‘als wapen’ (p.209) te gebruiken. Naast hoofdstukken over homo- en lesbische artiesten en artiesten van verschillende genderidentiteiten, richten andere hoofdstukken zich op thema’s als de (publieke) coming out, hetero artiesten die zich inzetten voor de emancipatiestrijd (bijvoorbeeld de Zangeres Zonder Naam), uitgaanscultuur, en gevoelige onderwerpen in de emancipatiestrijd.
Het boek gaat zeker niet alleen over artiesten die hoog op de hitlijsten van de Lage Landen kwamen te staan, laat staat over pop als genre. Veel genres passeren de revue, van punk tot musical en cabaret. Naast de bekendere namen, zoals Will Ferdy, Paul de Leeuw, Yasmine, en Claudia de Breij, heeft Moens ruimschoots aandacht voor artiesten die door een jonger publiek vergeten dreigen te worden. Zo beschrijft hij in zijn proloog de levens van Nederlandse jazzpianiste Pia Beck (1925-2009) en Vlaamse jazzzangeres May Dale (1910-1992), waarschijnlijk de eerste artiesten in de Lage Landen die publiekelijk open waren over hun seksuele voorkeur.
Het redden van artiesten van de vergetelheid geeft blijk van de opdracht die de auteur zichzelf heeft gegeven. Het geheugen van de LGBT-gemeenschap lijkt volgens Moens fragiel. Daarom is het voor hem ‘van alle belang dat er een intergenerationele overdracht binnen en buiten de gemeenschap bewerkstelligd wordt en gevoed blijft opdat deze rijke geschiedenis niet verloren gaat.’ (p. 212) Belangrijk, want de emancipatiestrijd is volgens Moens nog lang niet gestreden. Om dit te benadrukken, verwijst hij meermaals naar bijvoorbeeld de LGBT-free zones in Polen of repressieve wetgeving in Hongarije.
Uit zijn werkwijze blijkt hoe serieus hij zijn opdracht om een jonger publiek te onderwijzen neemt. Zo neemt hij de tijd om een scala aan begrippen uit te leggen, vooral ter verdieping van zijn verhaal. Een mooi voorbeeld hiervan is zijn bespreking van het Eurovisiesongfestival (‘Onze jaarlijkse hoogmis’), dat bekend staat om het hoge camp-gehalte. Hoewel camp negatief uitgelegd wordt als ‘nichterig’ of ‘truttig’, wijst Moens zijn lezers ook op Susan Sontag’s befaamde essay Notes on Camp (1964), waarin zij camp omschrijft als ‘de liefde voor het onnatuurlijke, voor gewiekstheid en overdrijving.’ (p.129) Zeer noemenswaardig is zijn bespreking van gevoelige thema’s binnen de gemeenschap en emancipatiestrijd, zoals homofobie (Moens heeft het liever over homonegativiteit), publieke discussies over pedofilie, de aids-crisis, en hun weerslag op de populaire muziekcultuur in het hoofdstuk over de ‘demonen’ van de emancipatiestrijd. Ook legt Moens identiteitstermen en afkortingen (holebi, LGBT en regenbooggemeenschap) uitgebreid uit, hoewel hij zelf niet consequent is met het gebruik daarvan.
Moens’ keuze om zich op het Nederlandse taalgebied te richten komt niet altijd goed uit de verf in de opbouw van de hoofdstukken. Besprekingen van een Vlaamse of Nederlandse evenknie van een artiest komen soms wat geforceerd over en leiden (onbedoeld) tot vergelijkingen (meestal in het voordeel van Nederland). Ook wordt de historische context van de lhbti emancipatiestrijd van beide landen zijdelings besproken, en spreekt Moens vaak in algemene zin over ‘de ontvoogdingsstrijd’. Hierdoor blijven specifieke ontwikkelingen van de emancipatiestrijd in ieder land – en de rol van muziek daarin – onderbelicht. In zijn hoofdstuk over vrouwelijke artiesten is overigens wél uitgebreid aandacht voor de geschiedenis van vrouwenemancipatie in zowel Nederland als België.
De Lage Landen uit de kast is een aanrader voor wie zich in de muziekcultuur van de regenbooggemeenschap en haar relatie tot de emancipatiestrijd wil verdiepen. Hoewel het jammer is dat het boek geen afbeeldingen bevat, staat daar wel iets anders tegenover. Geïnteresseerden – met of zonder boek! – kunnen op een website (www.delagelandenuitdekast.be) de muziek beluisteren die in ieder hoofdstuk besproken wordt.
Filip Moens, De Lage Landen uit de kast. Pink power en popmuziek (Ertsberg, 2022).
Lex van Rens (1991) is cultuurhistoricus met een interesse in seksuele geschiedenis, en LHBTI geschiedenis in het bijzonder. Sinds februari 2020 werkt hij als zelfstandig onderzoeker en consultant onder de naam Queer Times.
Contact: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.