Wilhelmina van Pruisen (1751-1820). De informele macht van een prinses
In 1908 publiceerde Johanna W.A. Naber een biografie over Prinses Wilhelmina van Pruisen. Deze uit Berlijn afkomstige prinses huwde in 1767 met Willem V, de laatste erfstadhouder van de Republiek der Verenigde Nederlanden (1751-1795). Voorliggende titel, Maarten-Jan Dongelmans’ Oranjeprinses op drift, belooft een vernieuwende interpretatie te geven van Van Pruisens’ politiek zo spannende, en al vaker beschreven leven.
Van Pruisens’ regeerperiode wordt gekenmerkt door ingrijpende staatkundige wisselingen. Zij leefde tijdens het zogeheten Revolutietijdvak. Dit tijdperk staat in de hedendaagse historiografie bekend als het prilste begin van de wording van de democratische rechtstaat. De Oranjes kregen toen te maken met een patriotse oppositie, die vanaf 1780 meer bestuurlijke inspraak eiste. Van Pruisens’ claim to fame is haar daadkrachtige leidersrol in de strijd tegen deze revolutionaire beweging.
/ Edwina Hagen /
Haar finest hour begon met haar vertrek per koets vanuit haar toevluchtsoord Nijmegen naar Den Haag in de zomer van 1787, om de Staten-Generaal aan te sporen tot herstel van het stadhouderlijk regime. Tijdens deze tocht werd zij aangehouden door een patriots vrijcorps nabij Goejanverwellesluis. Na een kortstondig gedwongen verblijf op een boerderij, waar zij op een stapel kazen moest zitten en onder escorte naar het toilet moest, lieten de patriotten haar terugkeren naar Nijmegen. De prinses vatte het incident op als een grote belediging en vroeg haar broer, de koning van Pruisen, zijn legers naar de Republiek te sturen. In het najaar van 1787 maakten deze legers korte metten met de opstand van de patriotten, die massaal naar het buitenland vluchtten. De Pruisische prinses triomfeerde en keerde met haar echtgenoot terug naar Den Haag. Nadat Nederlandse revolutionairen met hulp van Franse legers in 1795 het land binnenvielen, leefde zij met haar gezin twintig jaar als balling, eerst in Engeland, later in Duitsland. Vandaaruit greep zij opnieuw de teugels. Mede dankzij haar politiek ‘genetwerk’ werd haar zoon Willem I de eerste koning van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden (1815).
De ondertitel van Nabers biografie uit 1908 benadrukte nog Van Pruisens’ afgeleide status als ‘Gemalin van Willem V, prins van Oranje’. Ruim een eeuw later verscheen Edwin van Meerkerks dubbelbiografie, waarin hij Willem V en Wilhelmina als ‘de laatste stadhouders’ portretteerde als gelijkwaardige machthebbers. In Dongelmans’ biografie wordt afgestapt van de veronderstelde echtelijke politieke samenwerking op voet van gelijkheid. In plaats daarvan wordt Van Pruisen ge(her)ïntroduceerd als ‘de dominante politieke partner van de stadhouder’. Met zijn nieuwe politiek georiënteerde biografie beoogt de historicus, aldus zijn woord vooraf, een ‘update’. Hij heeft oog voor niet direct staatkundige aspecten als huwelijk en gezin, als ook meer persoonlijke kwesties zoals Van Pruisens’ interesse in de verlichte opvoeding van kinderen (in het bijzonder die van ‘gekleurde’ kinderen meldt de schrijver meermaals zonder verdere uitleg) en de perikelen rondom het (vermeende) overspel van Willem V. Dongelmans schrijft ook over de vele Haagse hofconcerten, met inbegrip van optredens van Mozart en Beethoven, met enthousiasmerende kennis van zaken. Dongelmans is zelf al meer dan een halve eeuw actief als dirigent van kerkkoren. Maar het accent ligt op, zo is de bedoeling althans, Van Pruisens’ “politieke netwerken en intrigeren”.
Deze belofte wordt inderdaad deels ingelost, al wijdt de auteur in het eerste hoofdstuk eerst pagina’s lang uit over ‘de belangrijkste echtelijke taken’ van ‘moederkloek’ Van Pruisen, haar vijf bevallingen, inclusief een door Dongelmans ontdekte derde min of meer onbekend gebleven miskraam. Qua ‘Haagse zaken’ blijft de loopbaan van de stadhouder zelf de rode draad. Daardoor raakt Van Pruisen soms wat langer uit het zicht. Zij verschijnt vanuit de coulissen aanvankelijk vooral als secondante. Als zij optreedt als ‘koninklijke’ gastvrouw bij officiële en belangrijke officieuze ontvangsten van buitenlandse delegaties, waaronder vele gekroonde hoofden, die zij soms ook ontvangt in haar eigen kabinet. Of als zij met haar man meegaat op propagandistische staatsiebezoeken in het land, of wanneer zij stevig intervenieert als stadhouderlijk raadgever. Definitief uit de schaduw van haar man treedt zij volgens Dongelmans nadat haar broer, de koning van Pruisen, op haar verzoek een einde heeft gemaakt aan de ‘troebelen’ in de Republiek en Van Pruisen ‘glorierijk’ kon terugkeren.
Dongelmans gaat op deze ‘troebelen’ weinig inhoudelijk in. Hij memoreert ook niet dat Van Pruisen de eerste golf van een democratische revolutie blokkeerde. Wel staat de auteur meer dan eens stil bij de autonome wijze waarop Van Pruisen wist om te gaan met de opkomst van een moderne politieke opiniepers, een verschijnsel dat onmiskenbaar hoorde bij de toen beginnende democratische cultuur. Van Pruisen kreeg met deze media-ontwikkeling te maken met een vorm van oppositie waar nog geen van haar voorgangsters zich eerder mee geconfronteerd had gezien. Zij werd doelwit van zeer kritische artikelen in kranten en weekbladen en politieke spotprenten. Dit is een al vaker onderzocht thema. Dongelmans’ toevoeging is vooral zijn aandacht voor Van Pruisens’ politieke tegenpropaganda. Intrigerend in dit verband is dat zij zelf schreef aan een (niet voltooide) autobiografie, als een vorm van, in mijn woorden: reputation politics.
Dongelmans’ terechte zoektocht naar Van Pruisens’ politieke aandeel vraagt vanzelfsprekend om historische bewijsvoering op basis van origineel bronnenonderzoek. Archiefmateriaal heeft de auteur zeker bestudeerd. Naar eigen zeggen - en gezien zijn politieke invalshoek enigszins merkwaardig - in het bijzonder in relatie tot Van Pruisens’ persoonlijke leven. Even inconsistent is de titel van het boek: ‘Oranjeprinses op drift’. Een verwijzing naar haar vele woonplekken door de staatkundige wisselingen? Een schip op drift is buiten controle, en dat kan ook gelden voor emoties. Deze voor de hand liggende associaties staan feitelijk haaks op het beeld dat Dongelmans wil schetsen van Van Pruisen als standvastige, zelfverzekerde ‘politica’. Ja zelfs een ‘spin in het web van de zeer vertrouwelijke internationale diplomatie’.
Wat de auteur mijns inziens opbreekt is een richtinggevend historiografisch kader om een echt vernieuwende visie op Van Pruisens’ dominante politieke rol aannemelijk te maken. Het onderwerp vrouwen en (in-)formele macht aan het eind van de achttiende eeuw omvat een veel breder onderzoeksterrein. In een drietal deelstudies van een kleine twintig jaar geleden, analyseerde genderhistorica Lotte van de Pol Van Pruisens’ politieke betekenis bijvoorbeeld vanuit de bredere context van de publieke mogelijkheden voor vorstinnen in de laat achttiende eeuw. Sindsdien zijn andere relevante aanknopingspunten voorhanden. Het genderperspectief wordt de laatste jaren bijvoorbeeld gehanteerd in de context van New Diplomatic History en is inmiddels zelfs doorgedrongen in het (niet al te trendy) vakgebied van Court Studies.
De gekozen populariserende aanpak van Dongelmans is niettemin legitiem. Met journalistiek vaardige pen bedrijft hij publieks- en geen academische geschiedenis. De verwerking van de bronnen staat in dienst van de voortgang van een vlotte vertelling. De meerwaarde van deze biografie is dan ook de belichting van de muzikale hofcultuur en het Oranje-erfgoed. Het is leuk om te weten dat de smaragden van Van Pruisen zich tot op de dag van vandaag bevinden in de juwelencollectie van koningin Maxima, en door haar nog altijd worden gedragen.
Maarten-Jan Dongelmans Oranjeprinses op drift. Wilhelmina van Pruisen en de Nederlanders (Walburg Pers, 2022)
ISBN paperback 9789462499294 ISBN ebook 9789462499300
Edwina Hagen is historicus en als UD Cultuurgeschiedenis werkzaam bij de Vrije Universiteit.