In 2020 liet Das Mag de Kopenhagen-trilogie van Deense auteur
Tove Ditlevsen voor het eerst vertalen naar het Nederlands door Lammie Post-Oostenbrink. De trilogie sloeg in als een bom, vele lyrische recensies over deze indringende autofictie volgden. Als lezer zit je dicht op de huid van Ditlevsen en de beknellende sfeer waarin een schrijvende vrouw in die tijd leefde is goed voelbaar. Later verschenen ook De gezichten en Kwaad geluk bij dezelfde uitgeverij. Al snel volgde deze biografie van de hand van de Deense Jens Andersen, die eerder de biografieën over Astrid Lindgren, Hans Christian Andersen en de LEGO-familie schreef. In 1997 schreef Andersen al een biografie over Ditlevsen, maar door de hernieuwde (internationale) aandacht voor haar oeuvre vond hij
het tijd voor een nieuwe versie.

/ Loes Heiligers /



Tove Ditlevsen werd op 14 december 1917 geboren in Vesterbro in Kopenhagen. Dit was een van de arme arbeidersbuurten in het Kopenhagen van de jaren ’20 en ’30.[1] Als kind had zij de wens om als normaal te worden beschouwd, hetgeen binnen haar milieu een groot goed was. Je kop boven het maaiveld uitsteken werd in het Vesterbro van die tijd niet gewaardeerd. De liefde die de jonge Ditlevsen ontwikkelde voor lezen en taal strookte niet met wat normaal bevonden werd, waardoor zij zich al vroeg een buitenbeentje voelde. Later verhief zij dit buitenbeenschap tot een geuzenpositie.

Een andere belangrijke deugdzaamheid in Vesterbro was de maagdelijkheid van de jonge meisjes. Iets wat voor Ditlevsen en haar vriendinnen een reden was om de jongens des te meer op te zoeken. Er volgden relaties, verlovingen, huwelijken en (wederzijdse) ontrouw. De relaties werden in de Kopenhagen-trilogie uitgebreid beschreven, altijd vanuit het perspectief van een vrouw die fervent zocht naar een gevoel van vrijheid. De vrijheid om een schrijvend leven te leiden was een van de belangrijkste onderdelen van Ditlevsens vrijheidsideaal. Iets wat een getrouwd leven met kinderen niet makkelijker maakte. Volgens biograaf Andersen luidde een kernvraag in haar leven: ‘Hoe bewaak je je vrijheid in een emotioneel verplichtende relatie tussen twee mensen?’[2]

Psychische aandoeningen speelden een terugkerende rol in het leven van Tove Ditlevsen. Deze werden gevoed en/of veroorzaakt door ernstige verslavingsproblematiek. De verslaving staat centraal in Gift (Afhankelijkheid), het laatste deel van de Kopenhagen-trilogie. Het woord ‘gift’ betekent in het Deens zowel vergif als getrouwd. Beiden waren een verslaving voor Ditlevsen. Enerzijds was daar haar verslaving aan het middel penthidine dat zij van haar derde echtgenoot kreeg. Anderzijds zag zij het huwelijk zelf als een verslavend roesmiddel, ze had de van huis uit meegenomen kleinburgerlijke drang naar geborgenheid nooit geheel van zich af kunnen schudden. Ditlevsen was eveneens verslaafd aan het afbreken van diezelfde huwelijken.[3]

Tove Ditlevsen debuteerde op haar 21ste met Pigesind (Meisjesziel) en er zouden nog dertig boeken van haar hand verschijnen. Ditlevsen was een veelschrijver binnen vele genres: romans, gedichten artikelen, feuilletons, polemieken, rubrieken met hulpvragen en een lesboek over poëzie (onder andere). In maart 1976 maakte zij een einde aan haar leven.

Nadat de autobiografische werken van Ditlevsen zoveel indruk hebben gemaakt, vraag je je als lezer af wat een biografie nog extra kan bieden. In haar werk schroomt Ditlevsen niet om ook de rauwe kanten van haar leven voor te schotelen aan de lezer. Hierdoor rijst de vraag wat er nog ‘over’ is voor de biograaf? Zijn er onwaarheden in Tove’s versie van de gebeurtenissen te vinden? Een biograaf kan er ook voor kiezen om meer context te bieden:  Wat was de situatie in Denemarken tijdens het leven van de beschrevene? Dit soort verwachtingen worden helaas niet ingewilligd door Andersen. Vooral bij de beschrijvingen van het vroege leven baseert hij zich voornamelijk op de teksten van Ditlevsen zelf en er wordt nauwelijks situationele historische uitleg gegeven. Later baseert hij zijn relaas wel op wat andere bronnen. De nieuwe generatie Deense schrijvers die na de Tweede Wereldoorlog de dienst gingen uitmaken met een geheel ander soort proza dan dat van Ditlevsen, worden bijvoorbeeld beschreven. Hierdoor krijg je als lezer een beeld van de literaire mores in het Kopenhagen van die tijd. Al met al blijft de context helaas wat summier. Een meer uitgezoomd perspectief was deze biografie ten goede gekomen. De Nederlandse editie zou daarbij gebaat zijn geweest met extra noten met aanvullende informatie, bijvoorbeeld over die andere Deense auteurs.

De biografie leest vlot weg en indien je nog niets over Tove Ditlevsen weet is het een hele degelijke introductie. Als lezer van de autobiografische werken van Ditlevsen zelf mis je toch iets extra’s in deze biografie.

 

Boek : Jens Andersen, Tove Ditlevsen: De biografie,  24,99 (Das Mag, 2023)

 

[1] Jens Andersen, Tove Ditlevsen, de biografie (2023) 19-21.

[2] Andersen, Tove Ditlevsen (2023) 74.

[3] Ibidem 100-101.